Nestorix' moppenhoek

Gegroet moedige Gallier!
Ik kwam op deze website een kijkje nemen, en toen zag ik dat ik helemaal nergens genoemd word!! NERGENS!! Dit is natuurlijk belachelijk, ik ben de oudste bewoner van het dorp, dat verdient toch een beetje respect! Al die snotneuzen denken maar dat dit niks is, in mijn tijd keken we nog op naar ouderen!
Daarom heb ik dit hoekje veroverd, zo makkelijk komen ze niet van mij af! Want deze oude Gallier is nog zo fief als een hoentje! Ik kan al die Romeinen zo met 1 pink aan, laat ze maar komen!
Ik zal jullie hier laten genieten van de leukste moppen van heel Gallie....

Kameel rijden
Een kleine Gallische toerist in Egypte wil weleens een tocht door de woestijn maken op een kameel. Dus huurt hij een kameel, maar hij weet niet hoe hij het beest moet laten lopen. "Het is heel eenvoudig," zegt de kamelenverhuurder: "Als je `poeh' zegt, gaat hij lopen, als je `poehpoeh' zegt gaat hij harder lopen, en als je `amen' zegt, stopt hij." De moedige Gallier klimt op de kameel en zegt: "Poeh". En inderdaad, de kameel begint te lopen. Een eindje verder de woestijn in zegt de Gallier: "Poehpoeh." En de kameel gaat inderdaad harder lopen. Opeens ziet de Gallier verderop een afgrond opdoemen, maar in zijn paniek is hij vergeten wat het woord was om de kameel te laten stoppen. Hij weet dat hij te pletter zal vallen en heeft nog net tijd voor een schietgebedje. Zodra hij het woord "amen" uitspreekt, staat de kameel stil. Vlak voor de rand van de afgrond! De Gallier wist het zweet van zijn voorhoofd en zegt: "Poehpoeh!"

Weerkoordjes
Obelix liep op een drukke markt in Rome en stond een poosje te kijken naar de kraampjes, waar de Romeinen dingen verkochten aan toeristen. Toeristen kopen bijna altijd iets, want men wil een herinnering voor thuis meenemen. Op een van de kraampjes lagen allerlei gekleurde koordjes, en Obelix vroeg wat dat waren. “Deze koordjes vertellen welk weer het is”, zei de romein die bij het kraampje stond. “Oja? Hoe werkt dat?” vroeg Obelix. “Heel eenvoudig: als het koordje heen en weer zwaait, stormt het. Als het koordje nat is, regent het. Als het koordje wit is, sneeuwt het. Als je het koordje niet ziet, is het mistig.”

Rare jongens, die romeinen!


Stroomzwijn

Een everzwijn loopt een heel modern romeins huis binnen. Hij loopt de kamer rond, die vol staat met de nieuwste snufjes, waar het everzwijn nog nooit van heeft gehoord. Na een tijdje komt hij een stopcontact tegen. Hij kijkt ernaar en zegt: wat ben jij zielig ingemetseld!!!


Tomatensoep
Asterix moet op reis met een boot. Om niet misselijk te worden gaat hij naar Panoramix om een toverdrank te halen. Panoramix adviseert hem om vlak voor vertrek een liter dikke tomatensoep te eten. “Helpt dat dan tegen zeeziekte?” vraagt Asterix verbaasd.
“Nee, dat niet, maar het kleurt wel erg mooi in het blauwe water.”

Barst
Kakofonix de bard had een prachtig lied gezongen, maar de andere dorpbewoners vonden dit niks en hadden hem een pak slaag voor zijn billen gegeven. Als hij voor een grote spiegel staat en kijkt hoe zijn billen eruit zien, zegt hij: “Zie je nou wel, helemaal gebarsten!!!”


Wassen

Asterix kijkt naar Obelix en zegt: “Bij Tautatis, je moet je gezicht beter wassen. Ik kan zo zien wat je vanochtend gegeten hebt.” Obelix kijkt beledigd en zegt “Wat dan?” Asterix: “Everzwijn met aardbeiensaus.” Obelix schudt zijn hoofd en zegt “Fout, dat was gisteren.”

Goed gehoor
Plurkis, de Egyptische architect, loopt in de woestijn. Op een gegeven moment ziet hij een Egyptenaar tussen geknakte cactussen met zijn oor op de grond liggen. De Egyptenaar zegt: “Een handelaar op een wagen met zes paarden: drie zwart, twee bruin en een wit paard, en een cactus.” “Kun je dat allemaal horen?”, vraagt Plurkis. “Nee,” zegt de Egyptenaar, “die zijn net dwars over me heengereden, en de cactus zit in m’n oor.”

Everzwijn uitzoeken
Obelix loopt door het bos. Na een tijdje hij een Gallier tegen met een hele kudde everzwijnen! Obelix vraagt aan de Gallier: “Als ik raad uit hoeveel everzwijnen jouw kudde bestaat, mag ik er dan één hebben?” “Ja hoor” zegt de Gallier, waarop Obelix zegt: “167 stuks”. Dat is precies goed. Obelix bedankt de Gallier, zoekt een mooi exemplaar uit, en loopt weg met het dier over zijn schouder. De Gallier rent achter Obelix aan, en vraagt: “Als ik raad uit welk dorp jij komt, mag ik dan mijn hond terug?”


Koppie koppie
Een domme romein spijkert zijn nieuwe vloer. Telkens als hij een spijker pakt bekijkt hij deze aandachtig en regelmatig gooit hij ze dan weg. Een andere domme romein vraagt verbaasd wat dat voorstelt. Volgens de eerste romein zit bij de meeste spijkers de punt beneden en de kop boven, maar er zijn ook afwijkers bij met de punt naar boven. “Wat ben jij een ongelooflijke oen, zeg” meent de tweede romein, “die gooi je toch niet weg? Die kun je bewaren voor het plafond!”


De grens over
Asterix, Nestorix en Obelix willen de grens oversteken. Ze spreken af om ongezien over de grens te gaan door een everzwijn na te doen. Eerst gaat Asterix. De bewaker bij de grens hoort geritsel in de struiken en zegt: “Wat hoor ik daar?”. Asterix doet knor-knor en kan zo onopgemerkt de grens over. Nestorix doet precies hetzelfde en kan zo ook ongezien de grens over. Dan komt Obelix. De bewaker hoort weer wat geritsel in de struiken en zegt: “Wat is dit nu weer?” Roept Obelix: “Weer een everzwijn!”.


Kale kop
Er zitten twee vliegen op een kaal hoofd. Zegt de ene vlieg tegen de andere: “Weet je nog, hier speelden we vroeger verstoppertje”.


Blinde buurman
Walhalla staat in de douche, en iemand klopt op de deur. “Hallo, mag ik binnen komen?”. Walhalla herkent de stem van de blinde buurman. “Ach, hij ziet me toch niet in mijn nakie”, dus ze zegt: “Kom maar binnen, buurman!”. “Hoi,” zegt de buurman vrolijk, “ik heb goed nieuws, ik kan weer zien!”


Dronken romein
Een dronken romein wankelt naar huis. Hij komt bij een mooie nieuw geasfalteerde weg, die door de regen blinkt als een spiegeltje. “Bah, een kanaal, en ik heb geen zwembroek bij me. Nou ja, er kijkt niemand”. Hij kleedt zich uit, neemt een aanloop, duikt en … klapt op het asfalt. “Verdraaid,” mompelt hij, “nu heeft het nog gevroren ook”.


Tien sesertien
Kostunrix zit met een hamer en nijptang langs de waterkant. Als een Gallier hem vraagt wat hij daar doet, zegt hij: “Ik vis.” “Hoe bedoel je, je vist, zo kun je toch niets vangen?” Kostunrix antwoordt: “Voor tien sesertien (de oude romeinse munteenheid) vertel ik je hoe ik dat doe”. De Gallier wordt toch wel nieuwsgierig en betaalt tien sesertien. “Nou, ik wacht tot er een vis komt, grijp hem tussen de tang en sla hem dan met de hamer op zijn kop”, legt Kostunrix uit. “Maar zo vang je toch nooit wat?” “Oh jawel, zo 50 sesertien op een middag.”